Blijvende veiligheid realiseren bij gezinsleden van 0 tot 100 jaar, daar gaat Blijvend Veilig voor. Een integraal team van specialistische veiligheidsexperts afkomstig uit verschillende organisaties heeft hiervoor een gezamenlijke werkwijze ontwikkeld. Waarbij allereerst gewerkt wordt aan directe veiligheid, het geweld en de onveiligheid moet stoppen. Maar na deze fase laat Blijvend Veilig niet los. Want het is ontzettend belangrijk dat structurele veiligheid ontstaat en het gezin kan herstellen van wat het heeft meegemaakt om het gewone leven weer op te kunnen pakken. Het team pakt daarom achterliggende en praktische problemen aan die voor onveiligheid zorgen. Zoals psychische en verslavingsproblemen, opvoedings- en relatieproblemen en ze bieden hulp bij bijvoorbeeld huisvesting en financiën (in samenwerking met lokale teams). Een ander belangrijk aandachtspunt is trauma. Henrieke Popken en Janneke Heessels zijn werkzaam als gezinsmaatschappelijk werker en gedragsdeskundigen binnen het team van Blijvend Veilig, wij vroegen hun hoe Blijvend Veilig met trauma aan de slag gaat.

 

Waarom is trauma een belangrijk aandachtspunt?
“Bij de start van Blijvend Veilig hebben we als team een dossieronderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn punten naar voren gekomen die wij zorgelijk vinden in het hele stelsel. Zoals de vele overdrachtsmomenten. Een ander punt is dat trauma weinig werd onderkend. Terwijl we weten dat in gezinnen waar huiselijk geweld en kindermishandeling plaatsvindt ouders geregeld ook trauma’s hebben” vertelt Janneke.

 

Hoe signaleer je een trauma?
Henrieke: “Binnen het team willen we bewust trauma sensitief werken. Dat betekent dat we sterk inzetten op het signaleren van trauma bij volwassenen en kinderen. Dit doen we door te kijken naar patronen, het bespreken van de tijdlijn van levensgebeurtenissen en we zijn alert op bijvoorbeeld lichaamstaal”.

 

Hoe pak je een trauma bij ouders aan?
Veel van de ouders die hulp krijgen van Blijvend Veilig zijn in het verleden zelf slachtoffer geweest van geweld. Ze zijn als kind mishandeld of opgegroeid in een gezin met partnergeweld. De vicieuze cirkel kan alleen worden doorbroken met goede en passende hulp aan kinderen én ouders en steun in een sociaal netwerk. Janneke: “De cirkel van geweld willen we doorbreken. Dat doen we onder andere door het bieden van psycho educatie naast een veiligheidsplan. De link tussen gedrag en eigen trauma uit verleden zien ouders vaak niet. We kijken hoe zij zelf zijn opgegroeid en opgevoed en wat voor effect dat heeft op hoe zij reageren op kinderen en partner. Vervolgens zoeken we samen naar wat hen triggert.
Onze houding ten aanzien van de ouder is ook erg belangrijk, we veroordelen niet en spreken niet over ‘dader’ versus ‘slachtoffer’. Dan is er geen opening meer.
Blijvend Veilig biedt risicogestuurde zorg, dat betekent dat we ouders motiveren om eigen problematiek aan te pakken, waaronder trauma”.

 

Hoe ga je om met trauma bij kinderen?
Kinderen die opgroeien met geweld, verwaarlozing of seksueel misbruik lopen grote kans op ernstige gezondheidsklachten zoals: traumaklachten, hechtingsproblematiek en emotionele onveiligheid. Zo blijkt uit onderzoek dat vier op de tien kinderen traumatische stressklachten heeft na huiselijk geweld[1]. Henrieke en Janneke verstellen hoe ze bij Blijvend Veilig werken. “Middels kind- en oudergesprekken kijken we naar de tijdlijn van onveilige gebeurtenissen, vragen naar slaapgedrag (nachtmerries), kijken naar lichaamstaal en gedrag (zoals bewegingsdrang, snel boos worden) ook letten we op vermijdingsgedrag. We bieden kinderen ook psycho educatie en we helpen ouders hoe ze om kunnen gaan met hun kind. Want ouders kunnen een trauma ook versterken met hun reactie. Wanneer directe veiligheid is gerealiseerd kijken we naar wat ieder gezinslid nodig heeft zodat onderliggende factoren worden aangepakt en het herstel kan worden ingezet. Dat kan traumabehandeling zijn. We werken dan samen met de jeugdhulpspecialist in de buurt en PIBBH. Een ander belangrijk onderdeel is het zoeken naar steunfiguren voor de gezinsleden”.

 

 

[1] Verwey-Jonker Instituut, 2019